1
Collias, N.E. et al. (1967) A field study of the Red Jungle Fowl in North-Central India. Condor 69 (4); p. 360-386
Eeuwenlang scharrelden kippen vaak los over het erf en werden ze voor zowel de eieren als het vlees gehouden. Vanwege efficiëntie en economische redenen is na de Tweede Wereldoorlog een duidelijke tweedeling ontstaan tussen zogenaamde legkippen voor de eieren en vleeskippen voor de vleesproductie. Bij legrassen wordt er specifiek gefokt op zoveel mogelijk eieren leggen en bij de vleesrassen op een zo snel mogelijke groei (de welbekende “plofkip”). In Nederland waren in 2016 in totaal ruim 46 miljoen legkippen14. Het gemiddeld aantal leghennen per bedrijf neemt al sinds 2004 toe en was in 2016 maar liefst 40.698 leghennen per bedrijf15. In totaal waren er in 2016 920 leghenbedrijven (36,5 miljoen leghennen) en 150 zogenaamde opfokbedrijven (9,5 miljoen leghennen)14. Ongeveer twee derde wordt gehouden in de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De 36,5 miljoen leghennen leggen circa 11 miljard eieren voor consumptie in een jaar.
In de moderne leghenhouderij worden zogenaamde hybriden gebruikt. Een hybride is een kruising van verschillende kippenrassen zodat er een hogere eierproductie kan worden gehaald vanwege het zogenaamde “heterosis effect”. Dit betekent dat er een kip ontstaat die beter presteert dan het gemiddelde van beide ouders. Het effect is het grootst bij een kruising van sterk verschillende rassen. Het zijn echter genetische effecten die niet of nauwelijks worden doorgegeven aan de nakomelingen. Het effect van heterosis neemt daardoor bij elke generatie af, waardoor fokkerijen steeds opnieuw zuivere rassen (lijnen) met elkaar kruisen om hybriden met het maximale heterosis effect en daarmee de hoogste eierproductie te krijgen. Het gevolg van deze zeer hoge eierproductie is dat hybriden veel sneller “versleten” zijn, omdat het erg veel van de kip vraagt; ze gaan brozere eieren leggen en krijgen een slechter verenpak.
Zoals eerder genoemd zijn de leghennen hybriden van zuivere rassen. Deze zuivere lijnen van rassen zijn in feite de overgrootouders en grootouders. Stel dat er 2 verschillende zuivere lijnen (A en B) worden gekruist tot hybriden. De overgrootouders, grootouders en ouders zijn dan de zuivere lijnen A en B (figuur 1). Wanneer de ouderdieren worden gekruist ontstaat er een hybride, namelijk AB. Deze hybride van de zuivere lijnen A en B is de uiteindelijk leghen. Er zijn in de wereld slechts drie grote spelers die deze zuivere lijnen in handen hebben en deze kruisen tot hybriden . Zo zijn de twee grootste het Nederlands Hendrix Genetics (Isa, Babcock, Shaver, Hisex, Bovans en DeKalb lijnen) en de Duitse EW group (Lohmann, Hy-line en H&N lijn). Als derde speler is er de Franse groupe Grimaud (Novogen lijn). Deze spelers beheersen over het algemeen ook de fokbedrijven voor het leveren van de uiteindelijke ouderdieren. De hybriden hebben namen als DeKalb wit (witte leghennen) en Isa bruin (bruine leghennen). [Figuur 1. Het tot stand komen van een hybride leghen uit zuivere lijnen]
Op zogenaamde vermeerderingsbedrijven, waarvan er in Nederland zo’n 40 zijn, worden de ouderdieren bij elkaar gezet om bevruchte eieren te leggen. Meestal is er 1 haan op 8 hennen aanwezig. Ook hier bij de vermeerderingsbedrijven wordt de keten beheerst door een aantal grote spelers. Zo heeft ISACOM (onderdeel van Hendrix) 10 vermeerderingsbedrijven en krijgen ze de ouderdieren van ISA, de leghennentak van Hendrix Genetics.
Van de hanen van witte rassen wordt de kam onverdoofd afgeknipt wanneer ze nog een kuiken zijn. Dit wordt het dubben van de kam genoemd. Er is namelijk een positieve correlatie tussen kamgrootte en eierproductie en eiergewicht. Dit houdt in dat dieren met kleinere kammen minder en kleinere eieren leggen16. Oftewel, de enorme kammen zijn een toevallige bijkomstigheid van het selectief fokken op maximale eierproductie. Bij bruine rassen is de kam veel kleiner en speelt dit niet. Het dubben van kammen van hanen van bruine rassen is daarom sinds 2015 ook wettelijk verboden. Bij hanen van witte rassen kan de kam echter zo groot worden dat deze voor de ogen gaat hangen en ze fysiek gehinderd worden om te paren en zelfs om te eten. Ook wordt het dubben van de kam gebruikt om seksefouten te kunnen opsporen. Ook al is er geen sprake van ernstig ongerief tijdens het knippen van de kammen volgens onderzoek van de WUR uit 2011, “mild” ongerief kan echter niet worden uitgesloten aangezien er alleen naar uitwendig waarneembare parameters werd gekeken17.
De bevruchte eieren, de zogenaamde broedeieren, gaan vervolgens naar een broederij, waar ze kunstmatig uitgebroed worden in een broedmachine. Kuikens komen ergens tussen de 19 en 22 dagen uit hun ei, maar vanwege economische efficiëntie wordt de broedmachine maar 1 keer geopend en geleegd. Dit gebeurt meestal op dag 21, want dan zijn de meeste eieren uitgekomen. De kuikens worden vervolgens meteen gesekst; het proces waarbij de hennetjes en haantjes gescheiden worden. De haantjes worden direct vergast of levend vermalen. Ze zijn namelijk economisch gezien nutteloos, want haantjes leggen geen eieren. Ook zijn ze niet geschikt voor de vleesproductie aangezien ze niet snel genoeg groeien. Op jaarbasis zijn dit circa 45 miljoen “nutteloze” haantjes.18 Bij de hennetjes wordt vaak meteen de snavelpunt weggebrand met infraroodstraling om verenpikken tegen te gaan. Dit is een erg gevoelige en pijnlijke ingreep aangezien hier veel zenuwen eindigen.16 De pasgeboren kuikentjes krijgen ook al hun eerste vaccinaties. Vervolgens gaan de zogenaamde eendagskuikens op transport naar het opfokbedrijf. De naam eendagskuiken is eigenlijk onjuist, want sommige kuikens zijn al twee dagen oud als de broedmachine geleegd wordt. De uitgekomen kuikens hebben nog genoeg voedingsstoffen in hun eierdooier voor ongeveer 72 uur, maar ze krijgen pas voor het eerst eten nadat ze getransporteerd zijn naar het opfokbedrijf. Dit duurt 32 tot 48 uur na het legen van de broedmachine. Hierdoor kan het voorkomen dat kuikens die als eerste uit het ei zijn gekomen pas na 96 uur voedsel krijgen en dus een dag “honger lijden”.19
De eerste 16-18 weken leven de kippen in een zogenaamd opfokbedrijf. Hier krijgen ze de meeste inentingen tegen veelvoorkomende ziektes. In totaal krijgen ze ruim 20 keer een vaccinatie tegen ongeveer 14 verschillende ziektes. Alleen de inenting tegen Newcaste Disease (NCD) is wettelijk verplicht. Ook biologische leghennen krijgen deze vaccinaties. Aangezien leghennen steeds meer eieren leggen, worden de vaccinatiekosten per ei lager en is er een tendens tot meer vaccinaties. Na deze opfokperiode gaan de leghennen naar verrijkte kooien of een scharrelstal en beginnen ze vanaf 19 weken met het leggen van eieren.
Een stal wordt meestal gevuld met één legkoppel, wat eigenlijk een groep hennen is van dezelfde leeftijd die in 1 keer van een opfokbedrijf worden gekocht. Op die manier kan in één keer een lege stal gevuld worden en kan de stal ook in één keer geleegd worden wanneer de leghennen niet meer genoeg eieren leggen en afgevoerd worden naar het slachthuis. Dit maakt het namelijk mogelijk dat de stal grondig gereinigd en ontsmet kan worden wat noodzakelijk is in verband met de vele ziektekiemen die in de stal aanwezig zijn. Na de schoonmaak kan een nieuw legkoppel in de stal. Tijdens hun piekperiode van 25 tot 39 weken oud leggen hennen 6 tot 7 eieren per week. Door selectief fokken en met kunstmatig licht de daglengte te verlengen blijven leghennen het hele jaar door leggen. De lengte van de lichtperiode is 14-16 uur en de lengte van de donkere periode (“nacht”) 8 tot 10 uur. Een donkere aaneengesloten periode van minimaal 8 uur is overigens wettelijk verplicht.20 Na ongeveer 50 weken leggen neemt de uitval toe (leghennen worden ziek of sterven) als gevolg van slijtage, verminderde weerstand en/of uitputting en kan oplopen tot 8%.21 Na 60 tot 70 weken neemt eveneens de eierproductie af en worden de hennen in de meeste gevallen afgevoerd naar het slachthuis, omdat ze economisch niet meer rendabel zijn. Heel soms worden de hennen nog gehouden voor een tweede legronde. Normaal gesproken ruien (het vervangen van (versleten) veren) kippen spontaan elk jaar en dit proces kan maanden duren. Door selectief fokken en de onnatuurlijke omstandigheden in de stallen wordt de tijd voordat het ruiproces optreedt, opgerekt van een jaar naar meer dan anderhalf jaar. Voor een tweede legronde moeten leghennen dus eerst ruien voor ze weer eieren gaan leggen. Om dit proces uniform en snel te laten verlopen wordt door de leghenhouder de rui geforceerd door ze 3 tot 7 weken weinig licht en minder en/of schraler eten te geven. De tweede legronde is overigens korter dan de eerste en ze leggen dan 10-30% minder eieren dan in de eerste legronde.23 Vandaar dat in de praktijk de leghennen zelden voor een tweede legronde worden aangehouden. Voor het Beter Leven keurmerk is geforceerd ruien bijvoorbeeld niet toegestaan. Leghennen worden slechts zo’n 19-21 maand oud of hooguit 31 bij een tweede legronde. In die tijd hebben ze dan ruim 300 eieren gelegd. Dit aantal wordt nog steeds verder opgeschroefd. Zo verwacht Hendrix Genetics dat 500 eieren per leghen mogelijk moet zijn in 2020.24 Ter vergelijking, in de natuur leggen kippen zo’n 10-20 eieren per jaar (fig. 2). Door selectief fokken en het verlengen van de dagen door middel van kunstlicht is dit aantal enorm verhoogd. Zo legden kippen aan het eind van de 19e eeuw 80-85 eieren per jaar en in 1930 was dat aantal al 116. Inmiddels is dat dus ongeveer drie keer zoveel. ISA heeft al een hen gefokt die 577 eieren legde in 588 dagen.24 **[Figuur 2.**Aantal eieren per hen per jaar door in de tijd.] Ook de productieve leeftijd wordt nog verder opgerekt. De verwachting is dat binnen 10 jaar leghennen honderd weken gehouden kunnen worden oftewel bijna 2 jaar voordat ze “afgeschreven” zijn. Tussen de verschillende stalsystemen zit overigens geen verschil in de "houdbaarheid" van de hennen. Ook biologische, Kipster- of Rondeel-hennen worden niet ouder dan ruim anderhalf jaar. Hoe oud kippen normaal gesproken kunnen worden ligt erg aan het ras. Hybriden worden vaak niet ouder dan 3 jaar, terwijl er rassen zijn die wel 20 jaar kunnen worden. De meeste raskippen worden rond de 10 jaar (fig. 3).
[Figuur 3. Maximale leeftijd van een hybdride, een leghen (hybride) in de bioindustrie en een “normale” raskip.] Aangezien de leghennen helemaal “op” zijn wanneer ze worden gevangen en afgevoerd naar het slachthuis zijn ze alleen nog maar geschikt voor zogenaamde laagwaardige toepassingen. Met andere woorden, ze belanden in de soep, in kipnuggets of in diervoer.
Het vangen van leghennen brengt grote welzijnsproblemen met zich mee.25 Leghennen zijn overdag snelle en actieve dieren, die zich niet makkelijk laten vangen in stalsystemen waar ze vrij kunnen rondlopen zoals een scharrelstal. Bovendien zou dit veel stress opleveren en kunnen de hennen door het tegen elkaar en objecten aan te vliegen en rennen gewond en “beschadigd” raken, waarna ze officieel niet getransporteerd mogen worden. De leghennen worden daarom doorgaans in het donker gevangen, wanneer ze op stok zitten en slapen. Er wordt dan vaak gebruikt gemaakt van blauw licht om de hennen niet wakker maken. Desondanks zullen er altijd hennen wakker worden en gaan lopen, waardoor ze lastig te vangen zijn en wat veel onrust geeft.26 Het vangen van de leghennen gebeurt handmatig. Meestal wordt er gebruik gemaakt van “vangploegen” van gespecialiseerde bedrijven (pluimveeservicebedrijven). Vaak zijn deze bedrijven wel gecertificeerd, maar dierenwelzijnstraining maakt daar geen onderdeel van uit. Het percentage letsel tijdens het vangen ligt dan ook hoger bij vangploegen dan wanneer gewerkt wordt met “eigen” mensen (pluimveehouder, buren etc.). Andere oorzaken voor dit hogere percentage zijn: tijdsdruk, het routine matig werken en er minder van bewust zijn dat er met levende dieren gewerkt wordt (afstomping).26 Ook het feit dat uitgelegde hennen nauwelijks meer economische waarde meer hebben (een leghen brengt momenteel nog geen 50 cent op) zorgt ervoor dat er niet bepaalt zorgvuldig met de hennen wordt omgesprongen.25 Kippen worden bij hun poten gepakt en hangen ondersteboven bungelend aan de hand van de vanger. Vaak gaat een vanger door tot hij 3 of 4 kippen per hand vast heeft. Bij het pakken van een volgende kip stoot de kip die al in de hand hangt regelmatig tegen de vloer of hokinrichting. Als ze worden afgevoerd zijn de leghennen helemaal op, ze hebben weinig veren en spieren en broze botten (botontkalking) door de enorme calciumvraag tijdens het leggen. Tijdens het vangen lopen ze daardoor snel letsel op, met name aan de poten en vleugels.25 Vervolgens worden de kippen letterlijk in plastic kratten gepropt; vaak meerdere tegelijkertijd en hardhandig en snel om te voorkomen dat de kippen die al in het krat zitten er weer uit springen. Eén krat bevat 10-15 hennen die slechts de ruimte hebben van nog geen half A4’tje. Hennen wegen gemiddeld 1,7-1,9 kg en hebben wettelijk gezien recht op slechts 160 cm2/kg kip.27 Het hele proces van vangen duurt gemiddeld 2,8 uur.26
De hennen worden in kratten geduwd en gaan op transport naar het slachthuis. Aangezien de hennen weinig veren en spierweefsel meer hebben wanneer ze zijn uitgelegd, zijn ze erg gevoelig voor koude stress tijdens transport. Zo heeft onderzoek van de WUR aangetoond dat in de winterperiode de leghennen tijdens transport een derde van de tijd zich buiten de comfortzone van 10-25°C. bevonden.26 Tevens ervoeren de hennen zeer grote temperatuurschommelingen; binnen een tijdsbestek van enkele uren kon de temperatuur oplopen van rond het vriespunt (tijdens het vervoer) naar 30°C (tijdens de wachttijd in de slachterij). In datzelfde onderzoek duurde het gemiddelde vervoer maar liefst 10 uur (binnen Nederland). Van deze tijd werd er maar een klein deel daadwerkelijk gereden (gemiddeld 2 uur) en stonden de vrachtwagens vooral lange tijd stil in de ontvangstruimte van de slachterij (gemiddeld 8 uur). De vervoersduur kan echter makkelijk langer dan 12 uur zijn, wanneer er later op de dag geslacht wordt. Aangezien de hennen ook al geruime tijd nuchter (zonder eten) in de stal hebben gezeten, zitten ze dus een lange tijd zonder voedsel en water. Gemiddeld zaten de onderzochte hennen maar liefst 18 uur zonder voedsel. In Nederland zijn er maar 2 slachterijen waar leghennen worden geslacht. Een groot deel van de hennen gaat daarom naar het buitenland, voornamelijk Polen, waar ze goedkoop geslacht kunnen worden. In 2015 gingen er volgens de NVWA 5,5 miljoen leghennen op transport naar Polen, wat ongeveer een kwart is van de totale hoeveelheid hennen die geslacht worden per jaar. Zo’n 2,5 miljoen leghennen gingen naar landen als België, Duitsland en Frankrijk. In totaal ging 14% van afgevoerde kippen naar slachthuizen met een transporttijd van meer dan 4 uur.28 Hanen uit de leghenketen (bijvoorbeeld ouderdieren) gaan sowieso naar het buitenland, aangezien er in Nederland geen slachthuis is die deze hanen slacht vanwege hun grootte. Transporttijden zullen dus regelmatig veel hoger liggen dan de eerder genoemde tijden voor transport binnen Nederland. Wettelijk is er geen maximale transporttijd vastgelegd. Wel moeten hennen die langer dan 12 uur vervoerd worden, voorzien worden van water en voedsel. Echter, doordat de kratten op- en naast elkaar gestapeld zijn is dit in de praktijk zo goed als onmogelijk. De binnenste kratten zijn bijvoorbeeld niet bereikbaar. Ook is hier nauwelijks controle op, aangezien dit in het buitenland plaatsvindt. Wettelijk gezien is een letsel van 2% en een sterfte van 0,5% toegestaan voor het vangen en het transport van de uitgelegde hennen. Dit komt theoretisch erop neer dat per jaar 0,5 miljoen hennen gewond en 130.000 hennen dood mogen aankomen bij het slachthuis. Het NVWA voert (beperkte) inspecties uit op vangletsel en letsel en sterfte tijdens transport en heeft bijvoorbeeld in de eerste helft van 2017 al 112 keer een boete uitgedeeld voor het overschrijden van de wettelijk vastgelegde tolerantiegrenzen.29 De inspectie houdt echter op bij de grens.
Collias, N.E. et al. (1967) A field study of the Red Jungle Fowl in North-Central India. Condor 69 (4); p. 360-386
Dawkins, M.S. (1989) Time budgets in Red Junglefowl as baseline for the assesment of welfare in domestic fowl. Applied Animal Behavious Science 24; p. 77-80
Rattenborg, N.C. et al. (1999) Half-awake to the risk of predation. Nature 397; p. 397-398
Rugani, R et al. (2007) Rudimental numerical competence in 5-day-old domestic chicks (Gallus gallus): identification of ordinal position. Journal of Experimental Psychology: Animal Behavior Processes 33 (1); p.21-31
Regolin, L. et al. (1995) Perception of partly occluded objects by young chicks. Perception & Psychophysics 57 (7); p. 971-976
Marino, L. (2017) Thinking chickens: a review of cognition, emotion, and behavior in the domestic chicken. Animal Cognition. 20; p. 127-147
Shanahan, M. et al. (2013) Large-scale network organization in the avian forebrain: a connectivity matrix and theoretical analysis. Frontiers in Computational Neuroscience 7 (89); p. 1-17
Edgar, J.L. et al. (2011) Avian maternal response to chick distress. Proceedings Biological sciences 278 (1721); p. 3129-3134
Annie Pots (2012) Chicken. Animal Series. Reaktion Books LTD, ISBN 978-1-86189-858-6
Smith, C.K.L. et al. (2014) Brainy Bird. Scientific American (February); p. 60-65
RDA (2006) Natuurlijk gedrag van legkippen en vleeskuikens. Advies RDA 2006/06
Humane Society International (2014) About chickens
Nicol, C. J. (2015) The behavioural biology of chickens. CABI; ISBN 978-1-78064-250-5
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2011) Ingrepen bij pluimvee. Wageningen UR Livestock Research. Rapport 468. ISSN 1570-8616
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2011) Pilotstudie naar welzijnsaspecten van kammen dubben bij hanen van legrassen. Wageningen UR Livestock Research. Rapport 469. ISSN 1570-8616
Decuypere, E. et al. (2007) The day-old chick: a crucial hinge between breeders and broilers. CEVA Animal Health Asia Pacific, hatchery expertise online 12
Regeling-Besluit houders van dieren BWBR0035217; artikel 2.75 Verlichting
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2012) Verlagen van uitval bij leghennen. Wageningen UR Livestock Research.
Lohman Brown Classic. Management guide colony systems (2011)
Lohman Brown Classic. Management guide colony systems (2011)
EFSA (2011) Scientific opinion concerning the welfare if animals during transport. EFSA Journal 9 (1):1966
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2014) Welzijn van uitgelegde hennen tijdens vangen en vervoer in de winterperiode. Wageningen UR Livestock Research. Livestock Research Rapport 758
Kamervragen behandeling uitgelegde hennen
Savory, C.J. (1995) Feather pecking and cannibalism. World’s Poultry Science Journal 51; p. 215-219
Rodenburg, T.B. et al. (2013) The prevention and control of feather pecking in laying hens: identifying the underlying principles. World’s Poultry Science Journal 69; p. 361-374
Edgar, J. et al. (2016) Influences of maternal care on chicken welfare. Animals 6 (1), 2
Een versnelde uitfasering van ingrepen in de pluimveehouderij. Kamerstukken (2013). Kenmerk DGA-DAD/13076705
Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) 31 389, nr. 129
van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2011) Van kuiken tot kip. Wageningen UR Livestock Research
Bestman, M. et al. (2003) Farm level factors associated with feather pecking in organic rearing hens. Livestock Production Science 80; p. 133-104
Van Niekerk, T.G.C.M. (2017) Managing laying hen flocks with intact beaks. In: Achieving sustainable production of eggs. Roberts, J. Cambridge: Burleigh Dodds Science Publishing Limited – ISBN 9781786760807
The Humane Society of the United States, “Understanding mortality rates of laying hens in cage-free egg production systems”(2010) Farm Animals, Agribusiness, and Food Production. 3
Fulton, R. M. (2017) Causes of normal mortality in commercial egg-laying chickens. Avian Diseases 61; p. 289-295
Bridle, B.W. et al. (2006) T lymphocyte subpopulations diverge in commercially raised chickens. The Canadian Journal of Veterinary Research 70; p. 183-190
Gezondheid van biologische leghennen (2008). Animal Sciences Group. ISSN 1570-8632
Van Emous, R.A. et al. (2005) Bloedluizen (vogelmijten) op papier en in de praktijk. Praktijkrapport Pluimvee 17. Wageningen UR, Animal Science Group, ISSN 1570 8624
Van Veldhuizen (2003) Bloedluis: bestrijdingsmethoden en ervaringen uit de praktijk. In PAOD cursus: Rode Bloedluis, Houten
Persoons, D. et al. (2011) Een update van colibacillose bij kippen. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift 80; p. 161-166
Broekhuizen, G. (2013) Colibacillose bij leghennen: een pilot voor een veldstudie naar de economische impact voor de Nederlandse leghennenhouder. Onderzoekstage verslag. Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde
Vandekerchove, D. (2004) Colibacillosis in battery-caged layer hens: clinical and bacteriological characteristics, and risk factor analysis. Proefschrift Universiteit Gent, Faculteit Diergeneeskunde
Bouwstra, R. et al. (2017) Risk for low pathogenicity avian influenza virus on poultry farms, the Netherlands, 2007-2013. Emerging Infectious Diseases 23 (9); p. 1510-1516
van Dijk, J.G.B. (2014) Pathogen dynamics in a partial migrant: interactions between mallards (Anas platyrhynchos) and avian influenza virus. Proefschrift Universiteit Utrecht ISBN 978-90-6464-811-3
Tatem, A.J. et al. (2006) Global transport networks and infectious disease spread.Advances in Parasitology 62; p. 293-343
Heerkens, J.L.T. (2016) Risk factors associated with keel bone and foot pad disorders in laying hens housed in aviary systems. Poultry Sciences 95; p. 482-488
Borstbeenafwijkingen bij leghennen voorkomen. Boerenbond, Management & Techniek 14; 15 augustus
Hoog percentage borstbeenletsel bij legkippen in volières. ILVO persbericht – donderdag 12 juni 2014
Delezie, E. et al. (2016) Leghennen en volièresysteem beter op elkaar afstemmen. Boerenbond, Management & Techniek 10; 27 mei
Nasr, M.A.F. et al. (2013) Positive affective state induced by opioid analgesia in laying hens with bone fractures. Applied Animal Behaviour Science 147; p. 127-131
Nasr, M.A. et al. (2013) The effect of keel fractures on egg production, feed and water consumption in individual laying hens. British Poultry Science 54 (2); p. 165-170
Opinion of osteoporosis and bone fractures in laying hens (2010) Farm Animal Welfare Council
Webster, A.B. (2004) Welfare implications of avian osteoporosis. Poultry Science 83; p. 184-192
EFSA (2005) The welfare aspects of various systems of keeping laying hens. The EFSA Journal 197; p. 1-23
Kajlich, A.S. et al. (2016) Incidence, severity, and welfare implications of lesions observed postmortem in laying hens from commercial noncage farms in California and Iowa. Avian Diseases 60 (1); p. 8-15
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2016) Inventarisatie van de effecten van uitloop pluimveehouderij op de bodem-, water- en luchtkwaliteit. Wageningen UR Livestock Research. Livestock Research Rapport 954
1
Legsector vaktechniek.(2014) Buitenuitloop dubbel benutten. Pluimveehouderij, 44e jaargang, 7 februari
Bestman, M. et al. (2016) Uitval van bedrijfsmatig gehouden kippen door toedoen van roofvogels. Louis Bolk Instituut. Publicatienummer 2016-005 LbD
Bestman, M. et al. (2009) Biologische leghennen: gezond, gezonder, gezondst. De relatie tussen bedrijfsfactoren en diergezondheid. Louis Bolk Instituut. Publicatienummer LD 17
Brief van de staatssecretaris van economische zaken met betrekking tot uitvoering Flora- en Faunawet (2014) Publicatie kst-29446-90
Bestman, M. et al. (2011) Weren van roofvogels uit de kippenuitloop. Louis Bolk Instituut. Publicatienummer 2011-004 LbD
Wageningen UR projectteam. Houden van hennen: op naar gelukkige kippen, trotse boeren en tevreden burgers. Wageningen UR. ISBN 90-6754-791-3
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2011) Het Rondeel, resultaten gedrag en welzijn eerste legronde. Wageningen UR Livestock Research. Rapport 473. ISSN 1570-8616
Gezondheid van biologische leghennen (2008). Animal Sciences Group. ISSN 1570-8632
Vaarts, M. et al. (2008) Animal health challenges and veterinary aspects of organic livestock farming identified through a 3 year EU network project. Open Veterinary Science Journal 2 (1); p. 111-116
van Overbeke. J. (2016) Invloed van hybride en loopvoorzieningen op borstbeenletsels, grondeieren en ei-kwaliteit bij leghennen. Masterproef Universiteit van Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen
Hilkens, W. et al. (2016) Kansen voor kwaliteit; geld voor je eieren. Publicatie ABN AMRO