1
Collias, N.E. et al. (1967) A field study of the Red Jungle Fowl in North-Central India. Condor 69 (4); p. 360-386
Er zijn verschillende manieren om kippen te houden. De eieren die de hennen hebben gelegd zijn voorzien van codes en de doosjes bovendien vaak van een keurmerk om aan te geven hoe de kippen zijn gehouden en aan welke welzijnscriteria er is voldaan. Op de eieren zelf moet altijd een stempel staan van getallen en letters. Het eerste cijfer is de zogenaamde eiercode. Deze code is een cijfer van 0 tot 3 en zegt iets over de huisvesting van de leghennen.
Weliswaar zijn legbatterijen verboden, maar er mag nog wel gebruik worden gemaakt van zogenaamde “verrijkte kooien”. Hierin kunnen hennen nog steeds hun vleugels niet spreiden. Het minimale oppervlak per hen is 750 cm2; dit is 1,2 keer een A4'tje, maar iets meer dan in de traditionele legbatterij, waar de hennen 0,9 keer een A4'tje hadden. De kooien worden bestempeld als “klein” wanneer ze tot 15 hennen bevatten en als “groot” wanneer ze 15 tot 60 hennen bevatten. De oppervlakte per hen blijft hetzelfde bij kleine en grote kooien. Kooien hebben een bodem van gaas, zodat de mest erdoor kan en onder de kooi kan worden opgevangen. Ten opzichte van de traditionele legbatterij bevat de kooi enkele extra voorzieningen (verrijkingen) zoals een zitstok, legnest en een plek met strooisel. De verrijkte kooi wordt op de langere termijn ook verboden, maar het verbod is inmiddels al uitgesteld van 2017 naar 2021. De andere vorm van een kooisysteem is de zogenaamde koloniehuisvestiging, waarbij er 30 tot 60 kippen in een grote kooi zitten met een oppervlakte van ten minste 2,5 m2. Hierbij hebben de kippen een minimaal oppervlak van 900 cm2; 1,4 keer een A4’tje. Dit type wordt ook wel “klein-volière” genoemd en bevat verder dezelfde “verrijkingen” als de verrijkte kooi.
In een scharrelstal kunnen hennen zich vrij bewegen en zijn er in de stal op verschillende plaatsen voer- en drinkplaatsen ingericht. De vloer bestaat vaak deels uit een roostervloer en een dichte vloer (minimaal één derde van het totale oppervlakte) en plekken met strooisel om te scharrelen. Verder zijn legnesten voor het leggen van eieren en zitstokken aanwezig. In de stal kunnen alle voorzieningen gelijkvloers zijn (grondhuisvesting), of ondergebracht op vrij toegankelijke etages (volière-stallen). Door middel van meerdere etages kunnen op hetzelfde staloppervlakte meer leghennen gehouden worden. Leghennen hebben in scharrelstallen minimaal 1111 cm2 tot hun beschikking aan vrije vloer oftewel nog geen 2 A4’tjes. De scharrelhennen hebben geen vrije uitloop naar buiten en zitten dus meestal hun hele leven binnen zonder daglicht. Meer vrijheid voor een hen heeft in algemene zin een positief effect op de welzijn van de kip. Zo kunnen ze meer foerageren en op ontdekking gaan wat stressverlagend werkt. Meer beweging betekent ook sterkere botten en spieren en daarmee een betere algemene gezondheid ten opzichte van leghennen in kooien die minder kunnen bewegen. Echter de keerzijde is dat er ook een hogere kans op breuken en andere afwijkingen is door botsingen, vallen e.d. Zo zijn moderne leghennen bijvoorbeeld een stuk zwaarder dan hun voorouders, maar is hun vleugelkracht niet toegenomen. Bovendien zijn kippen typische grondvogels en slechte vliegers. Hierdoor kunnen kippen ongecontroleerd landen, vallen en/of botsen wanneer ze bijvoorbeeld van de ene etage naar de andere etage springen of fladderen. In stallen met meerdere verdiepingen zoals de volière-stal komen deze verwondingen dus vaker voor dan in gelijkvloerse stallen.55
Er zijn ook scharrelstallen waarbij er wel een vrije uitloop naar buiten toe is. Systemen met vrije uitloop zijn verder identiek aan het scharrelsysteem met dus de extra mogelijkheid voor de hennen om naar buiten te gaan. Echter, meestal is de uitloop overdekt met een verharde ondergrond (zie ook “keurmerken eieren”). In de uitloop hebben de leghennen 4 m2/hen ter beschikking en moeten ze minimaal 8 uur per dag naar buiten kunnen (enkele uitzonderingen daargelaten zoals extreem weer en ophokplicht). De scharrelstallen met vrije uitloop kunnen onderverdeeld worden in gangbare systemen (de zogenaamde “Freiland kippen”) en biologisch gehouden leghennen. De vrije uitloop wordt zelden volledig benut en lang niet alle kippen maken gebruik van de uitloop. De benutting is sterk afhankelijk van de inrichting, de beschutting en de grootte van het koppel. Zo maken bij grote koppels (10.000 hennen en meer) slechts 3-15% van de hennen gebruik van de uitloop.63 Bij proeven met hoog olifantengras bleek dat kippen de ruimte van de vrije uitloop veel beter benutten omdat ze meer beschutting hadden en daardoor verder van de stal af durfden te lopen.64 Om praktische redenen (onderhoud, overzichtelijkheid) zijn vrije uitlopen echter minimaal ingericht.
Een vrije uitloop betekent voor kippen meer kans om gepakt te worden door roofdieren zoals een vos, marter, havik of buizerd. Naar schatting is de uitval als gevolg van predatie ongeveer 4%.65 Kippen zijn echte bosdieren die beschutting zoeken in dichte struiken en die normaal gesproken vooral door de dominante haan gealarmeerd worden voor gevaar. Dichte struiken zijn niet of spaarzaam aanwezig in een uitloop en zeker niet voldoende voor de grote hoeveelheid hennen die er rondlopen. Bij een onderzoek onder biologisch gehouden kippen bleek dat in 80% van de onderzochte uitlopen de beschutting minder dan 25% was van de totale uitloop.66 Bomen in de vrije uitloop worden door roofvogels zelfs gebruikt als uitvalsbasis voor aanvallen op kippen. Ook hanen ontbreken op de meeste leghenbedrijven. In het geval dat er wel hanen waren, bleek hun aanwezigheid niet afdoende om te verhinderen dat kippen werden gepakt. De hanen vielen de roofvogel wel aan, maar waren vaak niet op de juiste plek en er was maar 1 haan op minimaal 30 hennen. Ook het welzijn van de roofdieren zelf komt hier in gedrang. Er worden sneller ontheffingen gegeven om vossen dood te schieten in de buurt van pluimveebedrijven.67 Dit terwijl vrije uitlopen relatief makkelijk “vosbestendig” te maken zijn. Roofvogels daarentegen zijn beschermd en veel lastiger te weren aangezien ze van boven de uitloop invliegen. Er zijn proeven gedaan met lokkippen die stroomstoten geven en lokaas waarin een misselijkmakende stof (lithiumchloride) werd gespoten zodat de roofvogels negatieve associaties met kippen krijgen en ze met rust laten. Alleen de laatste methode leek enigszins effectief, maar is in de praktijk lastig toe te passen.68
In onderstaande figuur is schematisch het aandeel van de leghennen in de verschillende stalsystemen in Nederland weergegeven voor 2016.69 [Figuur 4. Aandeel leghennen verspreid over de verschillende huisvestingssystemen in 2016.]
Twee systemen met “vrije” uitloop worden hier wat uitgebreider besproken aangezien beide beweren het hoogste niveau van dierenwelzijn te hebben en erg veel media aandacht hebben gehad.70 Het gaat hier om de stallen van Rondeel en Kipster.71 De Rondeelstal is een ronde stal gebaseerd op onderzoek van de WUR, waar geprobeerd is om gemak voor de boer, duurzaamheid en welzijn van de kippen te integreren in een flexibel stalontwerp.72 De stal bestaat uit 6 gescheiden afdelingen met 3.000 (kleine units) of 6.000 (grote units) kippen (maximaal 30.000 leghennen). De units zijn een soort taartpunten die afwisselend een nachtverblijf of een dagverblijf zijn. De dag- en nachtverblijven zijn verbonden met elkaar via oprolbare wanden. Het nachtverblijf en nestgedeelte bestaat uit een volière systeem met meerdere verdiepingen. Het dagverblijf (scharrelgedeelte) heeft een doorzichtig dak voor natuurlijk lichtinval en heeft kunstgras als ondergrond met daarin bakken voor stofbaden en andere voorzieningen. De buitenste rand om de stal is de vrije uitloop, wat ook wel de bosrand wordt genoemd.73 Deze uitloop is overdekt en afgegrensd met een hek zodat roofvogels er niet in kunnen. Dit systeem krijgt van de Dierenbescherming 3 sterren van het Beter Leven keurmerk net als biologisch gehouden hennen. De kippen hebben echter wel veel minder uitloop oppervlakte per kip. Eenduidige getallen ontbreken, maar naar schatting is dit ongeveer 0,05 m2 per kip tegenover 4 m2 voor vrije uitloop of biologisch gehouden hennen. Volgens het 3-sterren criterium van de Dierenbescherming moet er minimaal 216 m2 vrije uitloop beschikbaar zijn voor een koppelgrootte van maximaal 6000 hennen, wat dus neer komt op minimaal 0,035 m2/hen.74 Dit is dus meer dan 100 keer zo klein als de uitloop van vrije uitloop kippen. Momenteel zijn er 3 Rondeel stallen in Nederland en twee kleine uitvoeringen (mini- en microstal in respectievelijk Amsterdam en Den Haag). Kipster is mede opgericht door de ex-directeur van Rondeel en vertoont qua inrichting grote gelijkenissen met de Rondeelstal. De stal is dan wel niet rond, maar heeft ook nachtverblijven met een volière systeem en een centrale licht doorlatende binnentuin (scharrelruimte) bedekt met zand/strooisel en met diverse voorzieningen. De vrije uitloop naar buiten wordt ook een bosrand genoemd, is relatief klein en aan alle kanten voorzien van windbreekgaas. De stal is gebouwd voor 24.000 leghennen en momenteel is er 1 stal in Nederland die in 2017 is geopend. Kipster is op 1 punt uniek ten opzichte van andere systemen en dat is dat de haantjes niet meteen gedood worden wanneer ze uit het ei komen, maar 15-17 weken worden opgefokt om vervolgens verwerkt te worden tot haanburger. Momenteel gaan deze haantjes echter naar een opfokstal met de laagst toegestane levensstandaard voor kippen en krijgen de hanen dan ook geen beter-leven-sterren. Volgens Rondeel en Kipster wordt de vrije uitloop bij gangbare systemen maar voor een zeer beperkt deel gebruikt en kan de vrije uitloop daarom veel kleiner. Op de Kipster website staat daarover: “Volgens de wet hebben we 10 hectare grond nodig om ons ei vrije uitloop te mogen noemen. Volgens de wetenschap en de Dierenbescherming hebben onze kippen dat helemaal niet nodig”. Echter, zoals boven reeds beschreven komt de minimale benutting van de uitloop door de inrichting, beschutting en grote van de koppel hennen en niet omdat de kip geen behoefte heeft aan minder ruimte. Van nature is hun leefgebied immers enkele tientallen hectare groot. Bovendien wordt hierbij voorbij gegaan aan de oorspronkelijke uitgangspunten van het ontwerp van de Rondeel stal zoals die door de WUR zijn geformuleerd:72 Een vrije uitloop is belangrijk vanwege de vraag uit de markt. Echter een uitloop brengt volgens de WUR verschillende (economische) nadelen met zich mee zoals:
Tenslotte geeft de WUR aan dat er ook wordt gekeken naar “wat de kip wil”, maar dat bijvoorbeeld niet is aangetoond dat een kip per se buiten moet scharrelen en haar omgeving onderzoeken. Dit zou dus ook binnen kunnen. Deze aspecten waren aanleiding voor het ontwerp van een kleine, overdekte uitloop zoals bij de Rondeel en Kipster stal is toegepast. Welzijn voor de kip was een belangrijk aspect, maar er is een compromis gesloten met economische en gezondheidsfactoren. Dierenwelzijn stond niet bovenaan. Tijdens de evaluatie van de eerste legronde in een Rondeel stal leek de uitval lager dan bij andere systemen (waaronder biologisch), maar borstbeenafwijkingen waren even hoog als bij andere systemen en scoorde gemiddeld 1,73 op een schaal van 0 (goed) tot 2 (slecht). Overige resultaten, zoals verenpikken, waren minder eenduidig omdat er zowel hennen met intacte snavels als hennen met gekapte snavels in de stal waren.75
Biologische leghenhouderij lijkt op papier beter (meer ruimte, vrije uitloop, geen snavelkap), maar het uitval percentage ligt met 10-15% hoger dan de eerder genoemde 8%.76 Deels komt dit door toegenomen aantal infectieziektes. De leghennen leven onder minder gecontroleerde omstandigheden (klimaatverschillen binnen/buiten, meer contact met mogelijke ziektekiemen en parasieten buiten in de grond, mest en lucht etc.) en verenpikken is vaak “verergert” aangezien de snavels niet gekapt zijn. Biologisch kippenhouderij betekent dus niet automatisch dat het dierenwelzijn beter is.77 Ook andere onderzoeken concluderen dat geen enkel huisvestingssysteem ideaal is voor het welzijn van de hen.78 Bij biologische eieren kunnen de volgende keurmerken op de doos staan: Beter Leven 3 sterren, EKO keurmerk of het Europees biologisch keurmerk. Om voor biologisch in aanmerking te komen, moeten kippen bijvoorbeeld ook biologisch voer krijgen naast de welzijnseisen.
Naast de genoemde systemen is er nog een heel scala aan verschillende keurmerken in de omloop, die hieronder wat verder worden toegelicht en beknopt zijn weergegeven in tabel 1. Een aantal eieren van verschillende huisvestingssystemen krijgen van de Dierenbescherming 3 sterren Beter Leven. Dit zijn alle biologische eieren en daarnaast het Rondeel-ei, het Kipster-ei, het Gijs-ei, het Vrolijke-Kip ei en het natuurlijk-beter-leven-ei. Deze laatste 5 zijn niet-biologische vrije uitloop eieren die voldoen aan de (aangepaste) welzijnseisen voor 3 sterren. Rondeel en Kipster eieren hebben desondanks toch code 2, omdat de oppervlakte aan vrije uitloop per kip niet voldoet aan de eisen om in aanmerking te komen voor code 1 volgens Europese regelgeving. Bij producten waar eieren in zitten moeten 95% van de dierlijke ingrediënten voldoen aan het Beter Leven keurmerk om in aanmerking te komen voor het desbetreffende keurmerk. Ten slotte zijn er ook nog eieren zoals volkoren-ei, mais-ei, zonnebloem-ei, omega-3- ei/Colombus-ei en viergranen-ei, die iets zeggen over het voer wat de kippen krijgen. Deze benamingen zeggen echter niks over de omstandigheden waaronder de kippen leven.
De kleur van eieren zegt overigens niks over de levenswijze van de kip, maar slechts iets over de kip zelf (welke hybride). Over het algemeen leggen bruine kippen (met rode oorlellen) bruine eieren en witte kippen (met witte oorlellen) witte eieren, maar die stelregel gaat niet altijd op. Bruine eieren zijn iets duurder dan witte eieren, omdat bruine leghennen over het algemeen groter zijn en dus ook meer voedsel nodig hebben.
Tabel 1. Overzicht van de belangrijkste manieren van het houden van leghennen en de verschillende welzijnskeurmerken. In figuur 5 is schematisch weergegeven hoeveel eieren er “geproduceerd” worden per houderijsysteem
[Figuur 5. Overzicht van de eierproductie uitgezet tegen de verschillende houderijsystemen op basis van cijfers uit 2015.79
Collias, N.E. et al. (1967) A field study of the Red Jungle Fowl in North-Central India. Condor 69 (4); p. 360-386
Dawkins, M.S. (1989) Time budgets in Red Junglefowl as baseline for the assesment of welfare in domestic fowl. Applied Animal Behavious Science 24; p. 77-80
Rattenborg, N.C. et al. (1999) Half-awake to the risk of predation. Nature 397; p. 397-398
Rugani, R et al. (2007) Rudimental numerical competence in 5-day-old domestic chicks (Gallus gallus): identification of ordinal position. Journal of Experimental Psychology: Animal Behavior Processes 33 (1); p.21-31
Regolin, L. et al. (1995) Perception of partly occluded objects by young chicks. Perception & Psychophysics 57 (7); p. 971-976
Marino, L. (2017) Thinking chickens: a review of cognition, emotion, and behavior in the domestic chicken. Animal Cognition. 20; p. 127-147
Shanahan, M. et al. (2013) Large-scale network organization in the avian forebrain: a connectivity matrix and theoretical analysis. Frontiers in Computational Neuroscience 7 (89); p. 1-17
Edgar, J.L. et al. (2011) Avian maternal response to chick distress. Proceedings Biological sciences 278 (1721); p. 3129-3134
Annie Pots (2012) Chicken. Animal Series. Reaktion Books LTD, ISBN 978-1-86189-858-6
Smith, C.K.L. et al. (2014) Brainy Bird. Scientific American (February); p. 60-65
RDA (2006) Natuurlijk gedrag van legkippen en vleeskuikens. Advies RDA 2006/06
Humane Society International (2014) About chickens
Nicol, C. J. (2015) The behavioural biology of chickens. CABI; ISBN 978-1-78064-250-5
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2011) Ingrepen bij pluimvee. Wageningen UR Livestock Research. Rapport 468. ISSN 1570-8616
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2011) Pilotstudie naar welzijnsaspecten van kammen dubben bij hanen van legrassen. Wageningen UR Livestock Research. Rapport 469. ISSN 1570-8616
Decuypere, E. et al. (2007) The day-old chick: a crucial hinge between breeders and broilers. CEVA Animal Health Asia Pacific, hatchery expertise online 12
Regeling-Besluit houders van dieren BWBR0035217; artikel 2.75 Verlichting
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2012) Verlagen van uitval bij leghennen. Wageningen UR Livestock Research.
Lohman Brown Classic. Management guide colony systems (2011)
Lohman Brown Classic. Management guide colony systems (2011)
EFSA (2011) Scientific opinion concerning the welfare if animals during transport. EFSA Journal 9 (1):1966
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2014) Welzijn van uitgelegde hennen tijdens vangen en vervoer in de winterperiode. Wageningen UR Livestock Research. Livestock Research Rapport 758
Kamervragen behandeling uitgelegde hennen
Savory, C.J. (1995) Feather pecking and cannibalism. World’s Poultry Science Journal 51; p. 215-219
Rodenburg, T.B. et al. (2013) The prevention and control of feather pecking in laying hens: identifying the underlying principles. World’s Poultry Science Journal 69; p. 361-374
Edgar, J. et al. (2016) Influences of maternal care on chicken welfare. Animals 6 (1), 2
Een versnelde uitfasering van ingrepen in de pluimveehouderij. Kamerstukken (2013). Kenmerk DGA-DAD/13076705
Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) 31 389, nr. 129
van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2011) Van kuiken tot kip. Wageningen UR Livestock Research
Bestman, M. et al. (2003) Farm level factors associated with feather pecking in organic rearing hens. Livestock Production Science 80; p. 133-104
Van Niekerk, T.G.C.M. (2017) Managing laying hen flocks with intact beaks. In: Achieving sustainable production of eggs. Roberts, J. Cambridge: Burleigh Dodds Science Publishing Limited – ISBN 9781786760807
The Humane Society of the United States, “Understanding mortality rates of laying hens in cage-free egg production systems”(2010) Farm Animals, Agribusiness, and Food Production. 3
Fulton, R. M. (2017) Causes of normal mortality in commercial egg-laying chickens. Avian Diseases 61; p. 289-295
Bridle, B.W. et al. (2006) T lymphocyte subpopulations diverge in commercially raised chickens. The Canadian Journal of Veterinary Research 70; p. 183-190
Gezondheid van biologische leghennen (2008). Animal Sciences Group. ISSN 1570-8632
Van Emous, R.A. et al. (2005) Bloedluizen (vogelmijten) op papier en in de praktijk. Praktijkrapport Pluimvee 17. Wageningen UR, Animal Science Group, ISSN 1570 8624
Van Veldhuizen (2003) Bloedluis: bestrijdingsmethoden en ervaringen uit de praktijk. In PAOD cursus: Rode Bloedluis, Houten
Persoons, D. et al. (2011) Een update van colibacillose bij kippen. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift 80; p. 161-166
Broekhuizen, G. (2013) Colibacillose bij leghennen: een pilot voor een veldstudie naar de economische impact voor de Nederlandse leghennenhouder. Onderzoekstage verslag. Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde
Vandekerchove, D. (2004) Colibacillosis in battery-caged layer hens: clinical and bacteriological characteristics, and risk factor analysis. Proefschrift Universiteit Gent, Faculteit Diergeneeskunde
Bouwstra, R. et al. (2017) Risk for low pathogenicity avian influenza virus on poultry farms, the Netherlands, 2007-2013. Emerging Infectious Diseases 23 (9); p. 1510-1516
van Dijk, J.G.B. (2014) Pathogen dynamics in a partial migrant: interactions between mallards (Anas platyrhynchos) and avian influenza virus. Proefschrift Universiteit Utrecht ISBN 978-90-6464-811-3
Tatem, A.J. et al. (2006) Global transport networks and infectious disease spread.Advances in Parasitology 62; p. 293-343
Heerkens, J.L.T. (2016) Risk factors associated with keel bone and foot pad disorders in laying hens housed in aviary systems. Poultry Sciences 95; p. 482-488
Borstbeenafwijkingen bij leghennen voorkomen. Boerenbond, Management & Techniek 14; 15 augustus
Hoog percentage borstbeenletsel bij legkippen in volières. ILVO persbericht – donderdag 12 juni 2014
Delezie, E. et al. (2016) Leghennen en volièresysteem beter op elkaar afstemmen. Boerenbond, Management & Techniek 10; 27 mei
Nasr, M.A.F. et al. (2013) Positive affective state induced by opioid analgesia in laying hens with bone fractures. Applied Animal Behaviour Science 147; p. 127-131
Nasr, M.A. et al. (2013) The effect of keel fractures on egg production, feed and water consumption in individual laying hens. British Poultry Science 54 (2); p. 165-170
Opinion of osteoporosis and bone fractures in laying hens (2010) Farm Animal Welfare Council
Webster, A.B. (2004) Welfare implications of avian osteoporosis. Poultry Science 83; p. 184-192
EFSA (2005) The welfare aspects of various systems of keeping laying hens. The EFSA Journal 197; p. 1-23
Kajlich, A.S. et al. (2016) Incidence, severity, and welfare implications of lesions observed postmortem in laying hens from commercial noncage farms in California and Iowa. Avian Diseases 60 (1); p. 8-15
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2016) Inventarisatie van de effecten van uitloop pluimveehouderij op de bodem-, water- en luchtkwaliteit. Wageningen UR Livestock Research. Livestock Research Rapport 954
1
Legsector vaktechniek.(2014) Buitenuitloop dubbel benutten. Pluimveehouderij, 44e jaargang, 7 februari
Bestman, M. et al. (2016) Uitval van bedrijfsmatig gehouden kippen door toedoen van roofvogels. Louis Bolk Instituut. Publicatienummer 2016-005 LbD
Bestman, M. et al. (2009) Biologische leghennen: gezond, gezonder, gezondst. De relatie tussen bedrijfsfactoren en diergezondheid. Louis Bolk Instituut. Publicatienummer LD 17
Brief van de staatssecretaris van economische zaken met betrekking tot uitvoering Flora- en Faunawet (2014) Publicatie kst-29446-90
Bestman, M. et al. (2011) Weren van roofvogels uit de kippenuitloop. Louis Bolk Instituut. Publicatienummer 2011-004 LbD
Wageningen UR projectteam. Houden van hennen: op naar gelukkige kippen, trotse boeren en tevreden burgers. Wageningen UR. ISBN 90-6754-791-3
Van Niekerk, T.G.C.M. et al. (2011) Het Rondeel, resultaten gedrag en welzijn eerste legronde. Wageningen UR Livestock Research. Rapport 473. ISSN 1570-8616
Gezondheid van biologische leghennen (2008). Animal Sciences Group. ISSN 1570-8632
Vaarts, M. et al. (2008) Animal health challenges and veterinary aspects of organic livestock farming identified through a 3 year EU network project. Open Veterinary Science Journal 2 (1); p. 111-116
van Overbeke. J. (2016) Invloed van hybride en loopvoorzieningen op borstbeenletsels, grondeieren en ei-kwaliteit bij leghennen. Masterproef Universiteit van Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen
Hilkens, W. et al. (2016) Kansen voor kwaliteit; geld voor je eieren. Publicatie ABN AMRO